Tips voor het schoolexamen van wiskunde A

In deze blog wil ik je graag tips geven voor je schoolexamen van wiskunde A. Over het algemeen geldt dat je zoveel mogelijk moet oefenen. Wanneer op jouw school, de complete stof van wiskunde A wordt getoetst, raad ik je aan om zoveel mogelijk oefenexamens te maken. Let hierbij wel op dat je geen oefenexamens van voor 2017 pakt. In dat jaar is de examenstof namelijk gewijzigd. De tips zijn geschreven voor havoleerlingen maar zullen ook voor vwo-leerlingen toepasbaar zijn. 

Tip 1
Zorg dat je de algebra kent. In principe heb je hier al 5 jaar mee geoefend maar ik zie vaak genoeg dat men de regels niet kent of begrijpt. Als dat het geval is, raad ik je aan om alle regels op te schrijven met voorbeelden erbij. Wanneer je een regel echt niet begrijpt, probeer het dan eens met eenvoudige getallen. Je zult zien dat er dan wel kwartjes gaan vallen. De algebra heb je ook nodig bij het omschrijven van formules. Het is dus echt belangrijk dat je alle regels kent. Wil je extra oefenen met het omschrijven van formules? Maak dan de gemengde opgaven van H11 uit deel 3 van Getal en Ruimte. Dit zijn lastige maar zeer geschikte opgaves.

Tip 2
Zorg dat je de formules van lineaire en exponentiële verbanden kent, maar  zorg ook dat je er ook mee kunt werken. Het afleiden van een formule uit twee punten moet je makkelijk kunnen uitvoeren voor beide verbanden. Vaak kun je in de vraag al herkennen om welk soort verband het gaat. Wordt er gesproken over een procentuele toe- of afname? Dan weet jij al vrij zeker dat je te maken hebt met een exponentieel verband.

Tip 3
Wanneer er in een vraag staat ” onderzoek welk van de schetsen past bij bovenstaande figuren”, dan betekent dat dat je daadwerkelijk waardes moet gaan invullen in formules en zelf een schets moet gaan maken. Wanneer er gevraagd wordt om te beredeneren hoef je geen waardes in te vullen maar kun je wel aangeven of je verwacht dat de waardes zullen stijgen of dalen wanneer x of t toeneemt.

Tip 4
Schrijf al je denkstappen op. Wanneer je het uiteindelijke antwoord hebt, geef dan ook aan wat het betekent in de context van de vraag. Vergeet hierbij niet de eenheid weer te geven. Wanneer je de GR gebruikt om aan je antwoorden te komen, schrijf dan ook op wat je invoert in de GR.

Tip 5
Denk aan het afronden. Tijdens de bewerking mag je niet tussendoor afronden. Aan het eind mag het wel maar let dan op dat je wel het tekentje voor afronden gebruikt. Let ook op de eenheden. Vaak wordt het antwoord in andere eenheden gevraagd dan de eenheid die in de formule staat. 

Tip 6
Vind je het lastig om de informatie uit de tekst te halen? Schrijf dan meteen na het lezen van de vraag op welke informatie gegeven wordt en welke informatie gevraagd wordt. Dan hoef je niet telkens weer in de tekst terug te kijken en dat scheelt je tijd. Ook heb je in de laatste vraag soms informatie nodig die ergens aan het begin in de tekst genoemd wordt. Als je dit al op hebt geschreven, scheelt je dat veel zoektijd.

Tip 7
Check altijd je antwoord! Wanneer er bijvoorbeeld om een snelheid van een loper wordt gevraagd en jouw antwoord is 110 km/uur, dan moet er een belletje gaan rinkelen want dit is niet logisch. Loop dan nog eens je berekening na, je hebt vast ergens een foutje gemaakt.

Tip 8
Is statistiek een onderdeel van jouw schoolexamen?. Zorg dan dat je de verschillende manieren om data te presenteren kent maar ook dat je deze verschillende manieren aan elkaar kunt koppelen. Boxplotten, (cumulatieve) frequentiepolygonen en histogrammen moet je kunnen koppelen aan elkaar. Verder is het belangrijk dat je de manier van onderzoeken begrijpt.  Je moet kunnen beoordelen of een steekproef representatief en aselect is. Ook moet je in staat zijn om het verschil tussen twee groepen data te kwantificeren. Dit kan op verschillende manieren, afhankelijk van of de variabele nominaal, ordinaal of kwantitatief is. Wellicht krijg je bij je schoolexamen een formuleblad, maar dat betekent niet dat het allemaal vanzelf gaat. Je moet uiteraard wel weten hoe je het toe moet passen. Tenslotte zijn er nog de vuistregels van de normale verdeling die je dient te kennen. 

Tip 9
In elke wiskunde toets komen wel opgaven voor waarbij je moet rekenen. Als je de rekenregels beheerst, kun je hier vrij makkelijk voor scoren. Het omzetten van snelheid van m/s naar km/uur moet je zo kunnen opdreunen. Ook is het belangrijk dat je de voorrangsregels kent. Haakjes, machtsverheffen, worteltrekken, vermenigvuldigen, delen, optellen en aftrekken oftewel ”Hoe Moeten Wij Van De Onvoldoendes Afkomen? Wanneer je in 1 som twee keer een vermenigvuldiging hebt, werk je van links naar rechts in de som. Een vermenigvuldiging en een deling hebben dezelfde prioriteit en ook hier geldt weer dat je van altijd van links naar rechts moet werken. Hetzelfde geldt voor optellen en aftrekken.

Tip 10
De eerste vragen van een opgave zijn vaak wat makkelijker. Het gaat hier vaak om het invullen van waardes in formules. Mocht je in tijdgebrek komen doordat je de laatste vragen van een opgave niet begrijpt, dan is het wellicht verstandig om van alle opgaven de eerste vragen te maken. Let ook op het aantal punten dat je kunt verdienen met de opgaven.

Ik hoop dat deze tips handig voor je zijn. Mocht je er zelf niet uitkomen en meer uitleg willen over bepaalde onderwerpen, neem dan contact met me op via email of bel me op 06 43 83 53 53. Ik help je graag!

Berlinda Heilersig
Studiecoach bij Heilersig Studiecoaching